Op 29 oktober streden de teams van DSC 4 en Botwinnik 1 tegen elkaar in de tweede ronde van de Promotieklasse. DSC 4 had in de eerste ronde verwoestend uitgehaald tegen DD 3, anders kun je de 7-1 overwinning nauwelijks noemen. Botwinnik 1 had tegen stadgenoot Promotie 3 een matchpunt laten liggen en was dus uit op een goed/beter resultaat. Na een mooie avond met een paar fraaie partijen pakte DSC 4 de winst (5-3) en daarmee ook de leiding in de Promotieklasse.
In de altijd gezellig accommodatie van DSC in Delft was het met twee externe wedstrijden (ook DSC 7 speelde thuis) en flink wat interne partijen weer een drukte van belang. De club bloeit, er hangt een prettige en ontspannen sfeer en als ik geen lid van Pomar was geweest kan ik me heel goed voorstellen dat ik bij DSC terecht was gekomen. De club trekt spelers aan vanuit een groot gebied in de regio en is verreweg de grootste club van de HSB (en qua ledenaantal de vijfde club in Nederland). Kortom: het is goed spelen hier!
Dan de wedstrijd van DSC 4 van deze avond want daar was ik voor gekomen. Hoe kijk je
als speler van Pomar 2, uitkomend in de 3e klasse, naar een wedstrijd in de Promotieklasse? Het is een illusie om te denken dat je schaaktechnisch alles begrijpt wat de heren op het bord toveren, zeker in het vaak complexe middenspel. Je ziet wel of iemand een prettige stelling heeft of als een speler gedrukt staat en een langdurige verdediging te wachten staat. Maar bij tactische wendingen of een zettenlange combinatie wordt het lastiger. Des te leuker is het als je sommige Promotieklassers een zet ziet doen die je zelf ook in gedachten had. En dat gebeurde deze avond in ieder geval twee keer: misschien begrijp ik toch nog íets van het spelletje…
Zo zag ik dat Hans Stam, de kopman van DSC 4, in het al behoorlijk vergevorderde middenspel een loper voor een pion kon offeren om zo een open lijn voor zijn toren en daarmee een ijzersterke aanval tegen de witte koning te krijgen. Maar zou dat genoeg zijn voor de winst? Ik kon dat niet helemaal doorrekenen maar Hans kennelijk wel want hij offerde inderdaad zijn loper, joeg de koning het centrum in en won vrijwel gedwongen de dame voor een toren. Een paar zetten later was de partij uit en de stand weer gelijk: 1-1. Botwinnik had namelijk in een vooruitgespeelde partij door een overwinning van John Pouwels op Willem-Jan v/d Broek de leiding genomen.
Op bord 3 stond Jan-Pieter de Vries in het eindspel met loper en twee pionnen tegen paard en twee pionnen misschien iets beter. De man van Botwinnik kon echter zijn paard voor een pion geven waarmee Jan-Pieter een randpion overhield met een loper van de verkeerde kleur. Remise dus en een 1½-1½ tussenstand.
Evert v/d Hooven zette DSC op voorsprong met een fraaie partij met zwart aan bord 5. Hij kwam weliswaar een pion achter maar had veel actiever stukkenspel en dwong zijn tegenstander tot een nauwkeurige en lastige verdediging. Die werd niet gevonden, als die er al was, Evert won twee pionnen en behield druk op de witte stelling. In lichte tijdnood gaf Erik Middelkoop het op: er was geen houden meer aan.
Voor mijn gevoel (maar dat laat me wel meer in de steek…) stond Pieter Goossens, wit aan bord 6, op dat moment niet echt lekker. Er kwamen twee zwarte paarden binnen op d3 en e4 en in combinatie met de dame en een open torenlijn zag dat er bloedlink uit. Vrijwel alle zwarte stukken waren gericht op de witte koningsstelling. Ik zag echter niet zo snel een winnende voortzetting voor Stefan Buchly van Botwinnik en hijzelf kennelijk ook niet want na lang nadenken koos hij voor herhaling van zetten. Een belangrijk half punt voor DSC waar Botwinik gedurende de avond wellicht op een vol punt had gerekend: 3-2.
De spanning in de kleine zaal waar werd gespeeld liep op, evenals de temperatuur. De resterende drie borden waren nog niet zo eenvoudig. Kees van der Meer, wit aan het vierde bord, had in het middenspel een prettige stelling met een sterk centrum, meer ruimte en een zwakke pion voor zwart op c7. Jan Willem Duijzer kwam er echter meer dan goed uit, won een pion en hield die vast tot in het toreneindspel. Maar Tarrasch zei het al: “Alle toreneindspelen zijn remise”, en zo werd hier het punt gedeeld en behield DSC een 3½-2½ voorsprong.
Henrik Tamerus had op dat moment aan bord 8 een uitstekende stelling uit handen gegeven. Hij had de hele partij het beste van het spel maar tegen het einde keerden de kansen en mocht Botwinnik misschien zelfs even hopen op een vol punt. Zover kwam het niet, de spelers kwamen remise overeen zodat het 4-3 werd en DSC in de laatste partij aan remise genoeg had voor de overwinning in deze match.
Vele toeschouwers schaarden zich nu rond bord 2 zodat de spelers zelf nog nauwelijks zichtbaar waren. Jaap Flohil is hier bezig met een prima partij. Hij breekt door in het centrum met pionnen op d5 en e5, Thom Beeren moet vol in de verdediging en ziet zich genoodzaakt zijn paard te geven om promotie te voorkomen. Dan lijkt de winst niet zo moeilijk meer maar Jaap maakt het zichzelf misschien nog onnodig lastig. Thom krijgt twee verbonden vrijpionnen op de damevleugel en er gloort weer iets van hoop in het Botwinnik-kamp. Uiteindelijk is het toch niet genoeg en met een paar nauwkeurige zetten brengt Jaap het volle punt binnen en bezorgt DSC een 5-3 overwinning. Daarmee pakt de club uit Delft na twee ronden de leiding met 4 matchpunten en 12 bordpunten, 1½ méér dan Schaakhuis 1 dat ook twee keer won en tweede staat.
De opvallendste klassering na twee ronden is hier de positie van DD 3, op papier één van de sterkste teams in de Promotieklasse. Na twee ronden heeft de Koninklijke al twee dikke nederlagen te pakken. Na de 7-1 tegen DSC 4 werd nu met 6-2 verloren van RSC/Belgisch Park 1.
In de week van 12 november spelen zes van de tien clubs hun derde wedstrijd. Koploper DSC 4 mag dan op bezoek bij SHTV 1: dat kan een aardig duel worden!