Traditioneel staat het Open Rapidkampioenschap bij Botwinnik op de laatste zaterdag van augustus op het programma. Waarbij het tevens erom draait wie de rapidkampioen is binnen de Haagse Schaakbond. Voor de derde achtereenvolgende keer zal ik hieraan deelnemen. Evenals vorig jaar is dit toernooi daags na een maximale zitting tijdens de eerste ronde van het Druiventoernooi in Naaldwijk.
De openingsronde van zo'n toernooi is een schiftingsronde, vanwege de enorme verschillen in speelsterkte. Voor de zwakkere is het dan interessant om te ondervinden hoe ver je kunt komen aan het bord tegenover zo'n tegenstander. Met zwart tegen Van Overdam heb ik het hem voor mijn gevoel niet cadeau gegeven, maar het kan natuurlijk goed zijn dat hij daar zelf anders over denkt. Met nog bijna 2 minuten op de klok kan ik met opgeheven hoofd opgeven; want mat-in-één is niet meer tegen te houden.
In de tweede ronde mag ik met wit tegen Frans Battes, een herintreder in het schaken en behaal het eerste punt.
Na de lunch met wit tegen Gerard Kastelein weet ik mijn debuut in het Chigorin-systeem. Het werd een getouwtrek, totdat zwart een ongedekt paard op e7 achter liet. Tijdens een voetbalwedstrijd zou je zo'n paard dan aanspelen. In het schaken gaat het anders: zo'n paard mag op stal. De serie matdreigingen van zwart die volgen zijn goed te pareren, want de belangrijke elementen staan onder controle: de onderste rij is gedekt, de g-lijn is onder controle en veld f2 is dubbel gedekt: door de dame en het paard. Een stuk voor wordt een volle toren voor, zodat het een kwestie van verder afruilen is, om met K+T mat te gaan zetten. Zover komt het niet, want de tijd van zwart is om terwijl ook ikzelf nog maar 8 seconden over heb.
In de vierde ronde mag ik voor de tweede keer met zwart de stelling van Frans Vreugdenhil op de proef stellen na een debuut op dat punt in de interne van LSG tijdens het seizoen 2006-2007. Opnieuw was zijn opmerking 'ik stond verschrikkelijk slecht' het maximaal haalbare.
Na deze vierde ronde was het nog redelijk diep doorrekenen van een stelling er bij mij wel een beetje af. Ik mocht met wit tegen Otto Boot en er volgde een interessante strijd met vroeg afgeruilde dames en het uitblijven van de rokade voor beide kleuren. Als zwart met zijn toren de zevende rij kan binnendringen is het snel gebeurd en kunnen de stukken weer in de beginstelling opgesteld worden.
Tegen Karel de Boer heb ik al tijdens vele rapidtoernooien interessante partijen gespeeld en opnieuw volgt er een spektakel op het bord tijdens de zesde ronde van dit rapidtoernooi, waarbij zwart mijn kleur is. Het ondoordacht plaatsen van de zwarte stukken tegen een tegenstander die dat waarschijnlijk wel zorgvuldig doet, inspireert wit de tijd te nemen een plan uit te werken voor het bestoken van de zwarte koningsvleugel, omdat er veel zetten voor nodig zijn de zwarte stukken daar weer bij te betrekken. Het wordt allemaal gekeept en materieel blijft het gelijk. Maar wit heeft een gepasseerde pion op de 5e rij en een betere pionnenstructuur. Met ieder een toren wordt dat onhoudbaar voor zwart.
In de slotronde mocht ik met wit tegen Gerko Kanbier twee combinaties uitvoeren die een pion opleverde, waarna het een kwestie van zorgvuldig uitspelen was. De zettenreeks: …, Kg5; h4+, Td2; Txd2, Txd2; Th7 en daarna pas Kg4 onderstreept dat niet alles meer zorgvuldig bekeken werd. Om vervolgens het derde punt binnen te slepen.
Het toernooi, daar kan ik met tevredenheid op terugkijken. Ook de minder zorgvuldig gespeelde partijen waren een interessante strijd om voor op het puntje van je stoel te zitten en daarnaast waren er goed gespeelde partijen met als hoogtepunt de uitvoering tijdens de 3e ronde.