Lierse en DD gingen aan de leiding met elk 6 mp en 11 bp. BF/Wassenaar volgde op afstand met 3 mp en 6,5 bp en Botwinnik sloot de rij met slechts 1 mp en 3,5 bp. In de voorlaatste ronde was de indeling: Lierse – BF/Wassenaar en Botwinnik -DD. DD begon al met een 1-0 voorsprong want een van de Zoetermeerders moest vlak voor de wedstrijd afzeggen en op zo'n korte termijn was geen invaller meer te vinden. DD . Op bord 3 won de debuterende DD-er De Vries met avontuurlijk spel een stuk en ook op de borden 2 en 4 tekende na pionwinst al snel het voordeel zich af. Einduitslag 0-4.
De andere wedstrijd bleef tot het laatste moment zeer spannend . Lierse kwam tweemaal op voorsprong, maar BF kwam twee keer langszij. De partij aan bord 1 tussen Valstar (wit) en Schwencke (BF), die bijna de gehele speeltijd vergde, bepaalde de einduitslag. Zwart kreeg met een vrijpion op de damevleugel positievoordeel en Wit offerde noodgedwongen een stuk. Valstar bleef daarna nog hardnekkig weerstand bieden die culmineerde in een zeer geniepige patval, maar Schwencke trapte daar niet in. (2-2).
De stand aan de kop is nu 1. DD (8 mp en 15 bp ) en 2. Lierse (7 mp en 13 bp)
Op 28 april is de laatste ronde met de beslissende match tussen Lierse en DD. DD staat aan kop maar ziet deze wedstrijd wel met enige zorg tegemoet want de enige nederlaag tot nu toe was die tegen Lierse met 3-1.
Tweemaal was er tot nu tot bij een voorval werk voor de wedstrijdleiding .
1. Bij Botwinnik-DD beantwoordde een Zoetermeerder een schaak met een illegale zet van zijn dame. Die moest teruggenomen worden en werd vervangen door een koningszet. Daarna volgde de claim: "aangeraakt is zetten met dat stuk". Dat kon, waarna werd opgegeven.
2. In de vierde ronde was er een claim van een jonge speler van Bobby Fischer al in een vergevorderd eindspel na het afgaan van de mobile telefoon van zijn tegenstander. Waar, door de chaos die de City-pierloop op die dag had veroorzaakt, de wedstrijdleiding zich zeer mild had opgesteld t.a.v. het met soms grote vertraging arriveren van zenuwachtige spelers, waaronder de betrokken speler van DD, en niet gesproken had over het uitzetten van de mobieltjes, gelaste BF-teamleider Erik van der Marel zijn speler de claim in te trekken en bespaarde de wedstrijdleider het nemen van een moeilijke beslissing.
Deze zaak bleef mij toch bezig houden omdat de BF-speler bij zijn winstclaim in een stand met een koning alleen tegen koning, loper en 3 pionnen geen matpotentieel meer had en legde het voorval ter beoordeling voor aan de KNSB-arbiter Gerard Kool.
Zijn uitspraak: 1.De winstclaim van de BF-speler was niet terecht, wel correct was een claim op remise geweest. 2. De DD-speler had een boete van een nul moeten krijgen.
Over een derde punt deed hij geen uitspraak: had DD ook met de van 3-1 in 2-1,5 veranderde eindstand de wedstrijd gewonnen? Ikzelf denk van wel, maar zie hierover in het competitiereglement van de HSB geen bepaling.
W.J.P. Vink