Commissie van Beroep 04/05 uitspraak 3

 

1. Inleiding 

Op 12 april 2005 heeft de Commissie van Beroep van de Haagse Schaakbond (hierna ook: de commissie) een beroepschrift ontvangen van schaakvereniging Botwinnik, gericht tegen de uitspraak van de competitieleider van de Haagse Schaakbond (hierna ook: de competitieleider) van 5 april 2005, waarin het bezwaar van Botwinnik inzake de op 21 maart 2005 gespeelde wedstrijd tussen Promotie 4 en Botwinnik 2 ongegrond wordt verklaard. Op 29 april 2005 is de Commissie van Beroep bijeengekomen om het ingediende beroep te behandelen. De twee leden van de Commissie van Beroep die lid zijn van Botwinnik, waren bij deze behandeling niet aanwezig en zijn ook niet op enige andere wijze betrokken geweest bij de besluitvorming in deze zaak. 

2. De achtergrond

Aan de wedstrijd Promotie 4 – Botwinnik 2 speelden namens Promotie 4 de heren John Tan en Maarten Wichart aan respectievelijk bord 3 en bord 4. De heer Tan is aangemeld als speler van Promotie 8 en is dit seizoen diverse malen ingevallen in een hoger teams van Promotie, namelijk op 18 september 2004 (HSC Helmod – Promotie 2, KNSB klasse 3G), 9 november 2004 (Vogelwijk – Promotie 3, HSB promotieklasse), 18 december 2004 (HWP Sas van Gent 2 – Promotie 1, KNSB klasse 2C) en laatstelijk in de genoemde wedstrijd Promotie 4 – Botwinnik 2. De heer Wichart is aangemeld als speler van Promotie 5 en is ook diverse malen ingevallen in hogere teams van Promotie, namelijk op op 18 september 2004 (HSC Helmond – Promotie 2, KNSB klasse 3G), 2 november 2004 (Promotie 4 – WSC 3, HSB klasse 1B), 7 februari 2005 (DSC 3 – Promotie 3, HSB promotieklasse) en laatstelijk in de genoemde wedstrijd Promotie 4 – Botwinnik 2. Tegen het meespelen van de heren Tan en Wichart wordt door Botwinnik bij de competitieleider van de HSB bezwaar aangetekend op grond van artikel 23 van het HSB competitiereglement. 

3. Het besluit van de competitieleider 

De competitieleider wijst in een besluit van 5 april 2005 het bezwaar van Botwinnik af. De competitieleider geeft aan dat zij door schaakvereniging Promotie is gewezen op artikel 23.7, waarin vrijstelling wordt gegeven voor het invallen in een KNSB-team voor aanvang van de HSB-competitie. Aangezien het de competitieleider niet geheel duidelijk is of het hier slechts reservespelers of invallers in het algemeen betreft, geeft zij Promotie het voordeel van de twijfel en verklaart zij de heren Tan en Wichart speelgerechtigd voor de wedstrijd Promotie 4 – Botwinnik 2. 

4. Het beroep van Botwinnik 

Tegen het besluit van de competitieleider tekent Botwinnik beroep aan per brief van 12 april 2005. Als grond voor beroep wordt aangevoerd dat artikel 23 lid 3 van het competitiereglement expliciet vermeldt dat een aangemelde speler nooit meer dan drie keer in een hoger team mag invallen. Naar de mening van Botwinnik slaat artikel 23 lid 7 van het competitiereglement slechts op niet-aangemelde spelers. In het verweerschrift stelt Promotie zich op het standpunt dat het beroep van Botwinnik is gebaseerd op de stelling dat beide zinnen van artikel 23 lid 7 bij elkaar horen, doch dat met evenveel recht kan worden gezegd dat beide zinnen los van elkaar staan en terechtgekomen zijn in een soort slotparagraaf van het artikel. 

5. Beoordeling van het beroep 

5.1 Ontvankelijkheid 

Tegen besluiten van de competitieleider staat beroep open bij de Commissie van Beroep (art. 4 lid 1 Competitiereglement). Een beroep moet binnen 14 dagen na de uitspraak van de competitieleider worden ingediend (art. 4 lid 2 Competitiereglement). De commissie constateert dat het beroep tijdig is ingediend en verklaart het beroep van Botwinnik ontvankelijk. 

5.2 Inhoudelijke beoordeling 

In artikel 23 wordt in de leden 1 en 2 een verschil gemaakt tussen aangemelde leden en niet-aangemelde leden. Aangemelde leden mogen in het des betreffende wedstrijdseizoen niet uitkomen voor een lager team (lid 1), terwijl niet-aangemelde leden, nadat ze voor de eerste maal in enig team hebben gespeeld, in dezelfde competitie nog slechts uitkomen in hetzelfde, het naasthogere en het naastlagere team (lid 2). Voor aangemelde leden geldt dat zij nooit meer dan drie keer in een hoger team mogen invallen, terwijl voor niet-aangemelde leden geldt dat het meer dan tweemaal uitkomen voor het hogere team het daarna uitkomen voor een lager team uitsluit. 

De bron van het geschil is lid 7 van artikel 23, welke als volgt luidt: 

"Indien van een vereniging twee of meer teams in dezelfde klasse van de KNSB-competitie deelnemen, wordt het opstellen van een reservespeler in een van die teams voor de bepalingen van het HSB-competitiereglement steeds beschouwd als een plaatsing in het laagste van die teams. Het invallen in een KNSB-team voordat de HSB-competitie is begonnen blijft buiten beschouwing." 

Botwinnik betoogt dat de tweede volzin over het invallen in een KNSB-team slechts slaat op de situatie genoemd in de eerste volzin, namelijk het opstellen van een reservespeler. Promotie acht deze volzin behorend tot een soort slotparagraaf en van algemene gelding op geheel artikel 23. 

De Commissie van Beroep is van mening dat gezien de structuur van het artikel, namelijk het opnemen van de desbetreffende volzin in lid 7, de werking van de tweede volzin van lid 7 is beperkt tot de situatie geschetst in lid 7, eerste volzin. De door Promotie gegeven uitleg dat de uitzondering voor KNSB-wedstrijden voor het begin van de HSB-competitie zou gelden voor het gehele artikel 23, strookt niet met de wijze waarop het artikel is vormgegeven. In het geval deze uitleg van Promotie zou zijn gevolgd, zou de tekst "Het invallen in een KNSB-team voordat de HSB-competitie is begonnen blijft buiten beschouwing" in een apart lid van artikel 23 zijn opgenomen. Tevens blijkt uit het besluit d.d. 5 april en andere correspondentie van de competitieleider dat het meer dan drie maal invallen in een seizoen als onwenselijk wordt beschouwd. In het besluit d.d. 5 april vermeldt de competitieleider dat zij:" .. van mening [is] dat vier keer invallen in een hoger team echt te veel is, …". Tevens heeft de competitieleider in minimaal één vergelijkbaar geval, namelijk de vraag van DSC naar de speelgerechtigdheid van Bob Voogd, aangegeven dat KNSB-wedstrijden die voor aanvang van de HSB-competitie zijn gespeeld, ook meetellen bij de bepaling van het aantal maal dat een aangemelde speler is ingevallen. Nu structuur van het artikel en zienswijze van de competitieleider over de manier waarop artikel 23 lid 7 moet worden uitgelegd, met elkaar overeenstemmen, acht de Commissie van Beroep geen grond voor afwijkende interpretaties van genoemd artikel. Derhalve wordt de zienswijze van Botwinnik gedeeld en wordt het beroep gegrond verklaard. 

Aangezien de heren Tan en Wichart door het spelen in de wedstrijd Promotie 4 – Botwinnik 2 voor de vierde maal zijn ingevallen in een hoger team, is gehandeld in strijd met artikel 23 lid 3. Volgens artikel 24 van het Competitiereglement dient de competitieleider bij overtreding van artikel 23 de partij verloren te verklaren voor de speler die ten onrechte aan de desbetreffende wedstrijd heeft deelgenomen. Aangezien het hier een taak betreft die exclusief aan de competitieleider is toegewezen, verwijst de commissie de zaak terug naar de competitieleider voor verdere afdoening. 

6. Conclusie 

De commissie acht het beroep van Botwinnik gegrond en vernietigt het besluit van de competitieleider van 5 april 2005. Tevens verzoekt zij de competitieleider met inachtneming van bovenstaande een hernieuwd besluit te nemen ten aanzien van het bezwaar van Botwinnik. 

7. Waarborgsom 

Gezien toekenning van het beroep wordt de waarborgsom gerestitueerd.

Plaats een reactie

WP-Backgrounds by InoPlugs Web Design and Juwelier Schönmann

    Laat zien dat je geen robot bent door de volgende afbeelding te kiezen Vlag.